De dalende resultaten voor wiskunde in de Vlaamse peilingen (Carpentier et al., 2019, 2020) en in PISA en TIMMS (De Meyer et al., 2019) waren de aanleiding voor dit onderzoek. Dit onderzoek gaat na hoe de eindtermen wiskunde, meer bepaald van het domein getallen, concreet aan bod komen en getoetst worden in de derde graad van het basisonderwijs.
Twee onderzoeksvragen staan centraal in dit onderzoek:
- Hoe wordt het bedoeld curriculum voor wiskunde in het basisonderwijs gedefinieerd door de overheid en de handboekauteurs?
- Hoe krijgt het bedoeld curriculum voor het domein ‘getallen’ effectief vorm en wordt het geëvalueerd in een aantal klassen uit de 3de graad van het BaO?
Om dit doel te bereiken werd een kwalitatief onderzoek opgezet tijdens academiejaar 2020-2021. Data werden verzameld aan de hand van bronnenonderzoek en semigestructureerde interviews in 16 Vlaamse basisscholen. De gegevens werden verwerkt en geanalyseerd met behulp van document- en thematische analyse. In de eerste twee onderzoeksfases werden leerkrachten uit de derde graad basisonderwijs, zorgleerkrachten en directies uit 16 basisscholen betrokken via semigestructureerde interviews. Concrete wiskundelessen werden als uitgangspunt genomen voor gesprek en reflectie. Ook werd stilgestaan bij het keuzeproces voor de onderzochte rekenmethode binnen de school en de concrete aanpak en het gebruik van de methode binnen de eigen klas en in de school. Zorgvuldige member-checks na elk semigestructureerd interview en op de resultaten versterkte de methodologie.
Uit dit onderzoek blijkt dat het accent in de derde graad basisonderwijs vooral gelegd wordt op het beheersen en toetsen van procedurele vaardigheden. In de gebruikte methode en de bijbehorende toetsen gaat het merendeel van de tijd naar vaardigheden en minder naar conceptuele begripsvorming. Het wendbaar kunnen inzetten van bepaalde denk- en oplossingsvaardigheden komt onvoldoende aan bod in de methode. Het breukbegrip en het concept verhoudingen worden eerder versnipperd aangeboden waardoor inzicht bij leerlingen mogelijk minder bereikt wordt. Nochtans geven leerkrachten aan dat een inzichtelijke basis een noodzakelijke voorwaarde is om tot procedurele vaardigheden te komen. We merken bij leerkrachten een recente omslag van het ‘accent op vaardigheden’ naar ‘een evenwicht tussen kennis en vaardigheden waarin de conceptuele begripsvorming als noodzakelijke voorwaarde gezien wordt om toepassingen te kunnen maken en kennis wendbaar te kunnen inzetten’. De coronapandemie heeft het belang van inzichtelijk werken voor het vastzetten van de leerstof bij leerkrachten nog versterkt. Verder stellen we vast dat de normering van het beheersingsniveau in de methode door het merendeel van de leerkrachten niet gekend en ook niet gebruikt wordt zoals bedoeld. Daardoor verschilt het resultaat van een leerling op de methode gebonden toetsen soms sterk van zijn/haar resultaat op gestandaardiseerde toetsen.
Als output van dit onderzoek werd een kijkwijzer ontwikkeld om een kwaliteitscheck te doen bij leermiddelen wiskunde met aanbevelingen aan scholen, leerkrachten en de overheid. Met deze kijkwijzer kan je zelf aan de slag als schoolteam of als leerkracht om je eigen wiskundeonderwijs onder de loep nemen.
Onderzoekers: Liesbeth Lefevre, Sabine Dierick